Wanneer WKO uitsluitend of voornamelijk als warmtebron wordt ingezet, wegen investeringsbedrag en extra kosten voor onderhoud doorgaans niet op tegen de gerealiseerde energiebesparing. “Bij wooncomplexen is de warmtevraag een veelvoud van de koudevraag en niet zelden wordt de koudevraag schromelijk overschat,” vertelt Wolfgang Okken. Hij is projectleider WKO bij Duinwijck Technisch Advies, een ingenieursbureau dat sinds zijn oprichting 25 jaar geleden verantwoordelijk was voor het ontwerp van vele WKO-projecten. Het bureau treedt ook regelmatig op in arbitragezaken waardoor het een goed beeld heeft van de oorzaken van matig of slecht presterende installaties. “Als je een warmtepomp zoveel mogelijk koude laat laden in de winter, koude die in de zomer niet wordt ontladen, dan krijg je het verschil vaak niet meer weggewerkt met de aanwezige regeneratievoorziening.”
In strijd met vergunning
Okken verwijst naar de situatie die het bureau aantrof bij een wooncomplex waar tevens beperkte zorg werd geboden. Van de geladen koude kon zomers slechts een minimaal deel worden ontladen voor koudelevering aan het complex. Het gevolg was dat niet alleen het rendement van de broninstallatie achterbleef bij de verwachtingen, maar dat ook in strijd met de vergunning werd gehandeld. De meeste waterwetvergunningen verlangen immers energiebalans. De adviseur die aanvankelijk het ontwerp van de WKO-installatie had gemaakt zat duidelijk met het probleem in de maag en bedacht de opmerkelijke oplossing om warmte naar de bron toe te voeren met gasgestookte ketels. De oplossing is overigens nooit in de praktijk gebracht. Het probleem van onbalans kan in sommige gevallen worden opgelost door een wijziging op de verleende vergunning aan te vragen. Sinds 2014 mogen de provincies een koudeoverschot in de bodem toestaan.
Bewust optimistisch
Wanneer de prestatie van de WKO-installatie achteraf tegenvalt, duiken er met zekere regelmaat berekeningen op waarbij de vraag gerechtvaardigd is of de warmtevraag niet aan de lage kant en de koudevraag aan de hoge kant is gehouden. Okken: “We worden nogal eens geconfronteerd met WKO-systemen waarbij de uitgangspunten in de berekening optimistisch zijn ingeschat. Mogelijk omdat het effect van de isolatie werd overschat maar misschien ook wel bewust overschat omdat men een business case voor WKO wilde aantonen. Wij zijn eens benaderd voor een wooncomplex waarbij was gerekend met een koelvermogen van de vloer van 40 W/m2. In uitzonderlijke omstandigheden is dat misschien haalbaar, maar het getuigt wel van een groot optimisme om ervan uit te gaan dat die situatie duizend uren per jaar optreedt. Zo wordt op onjuiste aannames naar een situatie toe gerekend waarin de WKO een goede investering zal blijken voor het woningcomplex.”