Tuinverlichting: meer dan een lichtplan

Marion de Graaff
19 oktober 2023
3 min

Veel mensen willen hun tuin verlichten en het is goed om te weten waar je dan op moet letten. Waar is de verlichting voor bedoeld, wat licht je uit, wat voor lampen gebruik je en welke kabels. Maak eerst een lichtplan.

Waaruit bestaat een lichtplan?

Het aanleggen van tuinverlichting begint altijd met een lichtplan. Spreek dat goed door met de opdrachtgever. Het is fijn als je kunt adviseren: wat kan er allemaal, welke bijzondere features (bijvoorbeeld een markante boom, of een vijver) in de tuin zijn mooi om uit te lichten. En vraag ook goed uit. Is de tuinverlichting bedoeld om op/afstapjes te verlichten, of gaat het puur om sfeerverlichting? Is er verlichting bij een buiten- of schuurdeur nodig, of bij een terras? Is alles duidelijk, maak dan een schets van de tuin en de tuinverlichting. Geef ook aan waar stroomkabels gaan lopen en waar eventuele stopcontacten zijn voorzien.

Laagspanning of netspanning?

Veel tuinverlichting werkt op laagspanning (12 volt) maar netspanning (230 volt) is ook een optie. Voor sfeerverlichting wordt meestal laagspanning gekozen. De lichtopbrengst is door het lage voltage wat minder, maar groot voordeel is dat de kabels vrij ondiep mogen liggen. Ook het energieverbruik is een overweging.

Tuinverlichting op netspanning heeft een hogere lichtintensiteit en verbruikt meer stroom. Belangrijk in verband met de veiligheid is om netspanningskabels op minimaal een halve meter diepte te leggen.

Let op: werk veilig! Als je kabels gaat aansluiten, zorg dan dat de stroom eraf is. Controleer na de klus of alle kabels goed zitten en schakel dan pas de stroom weer in.

Met welke kabels leg je tuinverlichting aan?

Voor de voeding van tuinverlichting moet je speciale EXVB grondkabels gebruiken. Een grondkabel heeft een stalen omvlechting en is daardoor veilig voor ondergronds gebruik. Voor extra zekerheid kun je de grondkabel in een slagvaste buis leggen.

Meet van tevoren goed uit hoeveel meter kabel je nodig hebt, en neem dat ruim. In een tuin met hoogteverschillen heb je vaak net iets meer nodig. Voor 230 volt buitenverlichting moeten de kabels ook nog de afstand van minimaal 50 centimeter twee keer overbruggen.
Lees altijd de meegeleverde montage-instructies die bij de armaturen worden meegeleverd, en gebruik materialen met een keurmerk.

Welke IP-bescherming?

Let er bij tuinverlichting altijd op dat je geschikte, vochtbestendige lampen kiest. Ze moeten goed tegen dauw, mist en motregen kunnen, maar ze moeten ook een wolkbreuk kunnen doorstaan. Vochtbestendigheid wordt uitgedrukt in IP-waarden. Lampen, kabels en stopcontacten in een tuin moeten minimaal IP 44 zijn. Ook IP 54 is geschikt, maar komt het armatuur rechtstreeks in aanraking met regen, kies dan voor IP 65. IP54 en IP44 lampen zijn namelijk spatwaterdicht, maar niet 100% waterdicht. Zeker voor buitenverlichting aan een gevel, of voor spots op de grond is IP65 de beste optie.
Foto: grondspot

Gaan tuinverlichting en nachtdieren wel samen?

Verlichting in de tuin heeft effect op nachtdieren zoals egels. Een nachtdier houdt van het donker. Maar tuinverlichting en nachtdieren kunnen, als je bepaalde maatregelen treft, prima samengaan. Er zijn tijdschakelaars die na een bepaalde tijd de verlichting uitschakelen. En bewegingsmelders zorgen ervoor dat de tuinverlichting alleen brandt als er mensen in de tuin zijn. Zo’n melder reageert (meestal) niet op een dier. Het voltage doet ook wat: nachtdieren hebben minder last van 12 volt verlichting dan van 230 volt verlichting.

Uitgelicht

voorbereiden op Wkb

Voorbereiden op de Wkb doe je zo

Lees meer

Gerelateerde artikelen