De early adopter fase van warmtepompen is voorbij. De mensen die het makkelijk kunnen betalen en de mensen die sterke redenen voelen om te verduurzamen hebben er nu een. Hoe nu verder? Peter Cool, CTO van fabrikant Intergas, wijst erop dat we pas aan het begin staan van de levenscyclus van de warmtepomp. Er komen nog heel veel ontwikkelingen aan.
Een aantal zaken beginnen nu duidelijk te worden, ziet Cool. ‘Hybride is de enige oplossing voor de bestaande bouw, dat realiseert de hele branche zich’, stelt hij. ‘Dat is een feit!’ Hij wijst erop dat all electric heel grote en zware warmtepompen zijn, omdat ze berekend moeten zijn op de koudste dag. ‘Er zit ook heel veel arbeid en materiaal in, het isoleren van de woning en het aanpassen van de installatie , dat is allemaal heel ingewikkeld. Daardoor is het ook een heel dure oplossing. Bij hybride systemen laat je alles in huis zoals het is, je zet er alleen een warmtepomp bij. Dus het overzetten van alle huizen naar hybride is makkelijker dan een paar huizen naar all electric. Terwijl hybride al 80 procent scheelt in het gasverbruik.’
Appartementen en rijtjeswoningen
Het grote probleem dat hij nu ziet is dat de huidige warmtepompen vooral geschikt zijn voor vrijstaande en halfvrijstaande huizen. Bij rijtjeshuizen en appartementen is de opstelplaats een stuk lastiger. Een oplossing voor appartementen is er zelfs nog helemaal niet. ‘Je kunt niet op elk balkon een buitenunit neerzetten die veel geluid produceert’, zo schetst Cool het probleem. ‘Appartementen zijn niet voor niets een uitzondering.’
Daarom moet het vizier nu eerst op de rijtjeswoningen worden gericht. ‘Dat zijn er ruim drie miljoen en daar is dus nog een grote slag te slaan.’ In dat segment gaan prefab-systemen een grote rol spelen, maar ook daarin staan we volgens Cool nog pas aan het begin van de ontwikkelingen.
Geen kritiek, wel ruimte voor verbetering
Cool wijst erop dat grote installatiepartijen nu al een soort dakkappen hebben waarin buitenunits van warmtepompen in kunnen worden geïntegreerd en die dan in één keer op het dak worden gezet. Die zijn dan voor bijvoorbeeld een, twee of vier woningen in een rijtje. Dat is een heel mooie eerste stap, benadrukt hij, maar er kan nog wel heel veel aan worden verbeterd. Ze zijn naar zijn smaak bijvoorbeeld nog vrij groot, omdat de buitenunits van alle merken er in moeten kunnen, en ze zijn ook nog te duur.
‘Als je dat hardop zegt, dan denkt iedereen meteen dat je kritiek hebt, maar dat is het niet. Cool wijst op de ontwikkeling van de HR-ketel. ‘Dat is nu een klein ding, maar de ketels van de eerste generatie waren groot en log. Ze zijn door de jaren heel veel verbeterd, en dat is logisch.’
Datzelfde speelt nu bij de prefab warmtepompinstallaties. ‘Daarbij komt dat de installatie van een warmtepomp veel ingewikkelder is dan die van een HR-ketel. Je hebt er bovendien vaak zonnepanelen naast, en in de toekomst komen daar waarschijnlijk nog batterijen bij. Die systemen hebben invloed op elkaar, en daardoor worden het heel ingewikkelde installaties.’ Hij wil maar zeggen: geen wonder dat we het niet in één keer perfect doen.
Heel veel stukjes in de puzzel
Voor het perfect is moeten alle details op elkaar aansluiten, en dat zijn er veel, schetst Cool. ‘Die ingewikkelde combinaties moeten heel makkelijk geïnstalleerd kunnen worden, maar vooral ook makkelijk te onderhouden zijn. Bij de installatie van zo’n kap mag er bijvoorbeeld wel een hoogwerker aan te pas komen, maar dat geldt niet voor een onderhoudsbeurt. Dus moet er ergens een luik komen. Dat mag alleen niet ten koste gaan van de geluidsisolatie, want op de zolderkamer eronder ligt waarschijnlijk een kind te slapen.’
En daar blijft het niet bij. ‘Verder zullen we overgaan op vooral propaan als koudemiddel. Dat is brandgevaarlijk, dus daar moet je ook rekening mee houden. Er zitten gewoon een heleboel details aan de puzzel en die is dan ook nog lang niet gelegd.’
Begin van de leercurve
Die prefabkappen die er nu zijn, dat zijn volgens Cool dan ook kappen van de eerste generatie. ‘Er zijn nog kinderziektes en dat geeft nu gedoe. Maar je zult zien dat de tweede generatie al veel beter is. Je gaat bijvoorbeeld zien dat installatiebedrijven en fabrikanten gaan samenwerken aan de integratie, je gaat standaardisatie krijgen, alles wordt steeds beter op elkaar afgestemd.’
Wat er nu is, dat is dus een leuk begin, denkt Cool. Er moeten alleen nog heel veel stappen worden gemaakt voordat heel Nederland net zo overtuigd is als de branche zelf. Maar dat komt zeker goed, dat weet hij zeker. ‘We staan pas aan het begin van de leercurve, en de ontwikkelingen gaan razendsnel.’