Installateurs, bouwers, woningcorporaties, adviseurs, vrijwel allemaal vinden ze lt-vloerverwarming het meest energiezuinige afgiftesysteem. Volgens Rob Verbrugge zijn het aannamen, gebaseerd op historie en op technische en commerciële voorkeuren. “Het is nog een erfenis uit de tijd dat de woningen slecht geïsoleerd waren en het dan wel prettig was als de vloer lekker warm was.”
Met de verbeterde isolatie is de warmtelast van de woningen lager en zou dus eigenlijk ook met een kleiner vermogen verwarmd kunnen worden. Maar het tegenovergestelde gebeurt. Vanwege de levering van warm tapwater hebben vrijwel alle hr-combiketels juist meer vermogen gekregen. In de rekenmethodieken voor nieuwbouw worden sommige hr-ketels in deze grotere vermogens nog eens extra gewaardeerd met hogere EPC-reducties.
Dramatisch gevolg
Het gevolg hiervan is redelijk dramatisch, vindt Verbrugge. ‘Adviseurs en andere EPC-rekenaars schrijven – simpelweg om het goedkoop realiseren van de EPC-norm – een hr-ketel van 30 – 36 KW voor, voor een woning met een warmtelast van 3 – 5 KW. De begane grond wordt ingevuld met lt-vloerverwarming en de andere vertrekken met ht-radiatoren. De installaties vormen een eenheidsworst waarbij de wens van de consument niet telt. Tegelijk is het werkelijke gebruik van de installaties in deze woningen sterk veranderd. Bewoners gebruiken zelden of nooit verwarming op slaapkamers. Hiermee zijn de woningen veranderd van centrale verwarming naar meer lokale verwarming. De lt-vloerverwarming met een capaciteit van maximaal 2 KW wordt gevoed door een hr-ketel die 3 á 4 keer zoveel vermogen levert.”
Beleving is veranderd
De beleving van vloerverwarming door bewoners in zeer energiezuinig gebouwde woningen is totaal anders dan twintig jaar geleden. Vanwege de zeer kleine warmtelast die nodig is om de woning te verwarmen, is de vloertemperatuur flink gedaald. De thermostaat een graadje hoger zetten heeft geen of een veel te laat effect. De vloer is allang geen 30 °C of hoger meer, maar vaak 22 tot 24 °C. De afgenomen stralingswarmte wordt steeds vaker ervaren als thermisch discomfort. Verbrugge: “Ook de dominante ventilatietypen C en D dragen hier behoorlijk aan bij. Wordt in woningen lt-vloerverwarming gecombineerd met natuurlijke ventilatie (type C), dan draagt koudeval bij aan een matige comfortbeleving. Past men wtw-balansventilatie (type D) toe, dan wordt er met lucht actief bijgedragen aan de warmtebehoefte met als gevolg een nog lagere vloertemperatuur, wat ook comfortklachten oplevert.”
Verbrugge wijst op een onderzoek van Reinier IJmker (TU Twente). Die stelde al vast dat naast thermisch discomfort het energiegebruik bij bewoners met lt-vloerverwarming hoger ligt dan wanneer dezelfde woning was uitgevoerd met radiatorenverwarming. De bewoners met lt-vloerverwarming stookten gemiddeld 1 à 2 °C hoger dan bewoners met een radiatorenafgiftesysteem.
De gemiddelde consument bestaat niet
Verbrugge wil geenszins beweren dat lt-vloerverwarming altijd minder comfortabel is dan andere afgiftesystemen, maar zo stelt hij “we moeten denken niet te weten wat de gemiddelde consument comfortabel vindt. De gemiddelde consument bestaat niet. Leeftijd en generatieverschillen vragen om andere behoefte in behaaglijkheid en warmte. Voor veel mensen is stralingswarmte nog altijd de hoogste vorm van comfortbeleving.
Lt-vloerverwarming zal een nieuwe dimensie moeten gaan realiseren. Wellicht moet vloerverwarming kantelen naar wandverwarming, moet de traagheid die de vloermassa veroorzaakt worden weggenomen of zullen er combinaties van deels vloer en deels andere afgiftesystemen moeten ontstaan. Dat dit mogelijk is bewijst sociale woningbouw in Sint Oedenrode. Daar zijn in 2014 energieneutrale all electric woningen met een negatieve EPC ( -0,29) gerealiseerd. De hr-ketel werd ingeruild voor een kleine warmtepomp in combinatie met een zonneboiler. Vloerverwarming werd wandverwarming die een hogere comfortwaarde heeft. De ventilatieroosters voor ventilatietype C kregen een koof, waarbij de binnenkomende en relatief koude lucht via een dunne spleet aan het plafond via het Coanda-effect zonder koudeval binnenstroomt.