Exploitanten van wko-installaties doen er al in de ontwerpfase van alles aan om alle negatieve interferentie – beïnvloeding van elkaars bronnen – te voorkomen. Daarom worden systemen vaak overgedimensioneerd met als gevolg dat doorgaans maar 40 tot 50 procent van het debiet waarvoor een vergunning is verstrekt ook echt wordt gebruikt. En dan zijn er nog de regels die voorschrijven hoe groot de afstand tussen twee bronnen minimaal moet zijn. Deze afstand is – zoals al gebleken is uit het Fomebes-onderzoek, vaak nogal groot maar wordt aangehouden omdat omgevingsdiensten liever een veilige marge willen aanhouden.
Ook leert de ervaring dat wko-eigenaren bij de bevoegde instanties een ruimer debiet aanvragen omdat ze er rekening mee houden dat ze in de toekomst misschien wel meer nodig zouden kunnen hebben. Want, zo redeneren wko-exploitanten, het is nog maar de vraag of later vanwege mogelijke interferentie nog een vergunning voor het werkelijk benodigde debiet kunnen krijgen. Deze ‘interferentieangst verlamt een gezonde ontwikkeling, maar misschien erger, maakt een efficiënt gebruik van de ondergrond onmogelijk.
Een smart grid voor bodemenergie-installaties zou wel eens de oplossing kunnen zijn. Het gebruik van bodemenergie wordt dan bijgestuurd op basis van de actuele toestand van de ondergrond. Alle in de smart grid operationele systemen verstrekken de informatie over het daadwerkelijke bodemgebruik.
Agent Based Model
Martin Bloemendal is specialist bodemenergie en werkt bij KWR aan verschillende onderzoeken over bodemenergie. In het kader van zijn promotieonderzoek aan de TU Delft heeft hij samen met onderzoekers met bestuurskundige en meet en regel achtergrond een model ontwikkeld voor zo’n smart grid. Het betreft een zogeheten `agent based model`. Elk bodemenergiesysteem wordt hierbij beschouwd als een `agent` die op basis van een opgegeven set van gedragsregels autonoom kan functioneren. Elke agent beschikt daarnaast over een controller die voor deze specifieke agent bepaalt hoe het bodemenergiesysteem het beste aan de energievraag van het bijbehorende gebouw kan beantwoorden. In deze controller zijn dus zowel de gebouw- als de systeemeigenschappen ondergebracht.
Het voldoen aan de energievraag en het optimaliseren van het ondergrondse ruimtegebruik gebeurt volgens een model waarbij de controller bepaalt wat het bodemsysteem moet doen op basis van de verwachte energievraag in de toekomst. De controller houdt tevens in de gaten in welke mate de acties het rendement van zijn eigen bronnen beïnvloeden.
Momenteel wordt er gewerkt met simulaties van een fictief model gebaseerd op wko-systemen opgeschaald naar het centrumgebied van de stad Utrecht. Binnen het model wisselen de verschillende systemen continu informatie met elkaar uit over onder meer de lokale weersomstandigheden en de gebouweigenschappen en worden verschillende regelstrategieën onderzocht. De resultaten zijn veelbelovend. Bloemendal werkt aan voorbereidingen voor een test in de praktijk. Die zou plaats moeten vinden in Amsterdam, in een gebied met een relatief dikke watervoerende zandlaag, dus veel ruimte voor wko-systemen. Omdat de smart grids juist waarde hebben op locaties waar zich veel wko-installaties bevinden, is dat een geschikte locatie voor de praktijkproeven.