De Amsterdamse rekenkamer trok de volgende conclusies:
`Er is geen robuust bewijs dat het stimuleren van specifieke energiebesparende maatregelen meer effect heeft dan generieke stimulering via de labelstappensubsidie. Het werkelijk energieverbruik bij oudere installaties, isolatie en beglazing ligt vaak lager dan theoretisch verondersteld en het effect van een verbetering is daardoor lager dan verwacht.`
`Ingrepen waar positieve effecten zichtbaar zijn, zoals bij het vervangen van enkel glas (duidelijk effect), gevelisolatie (aanwijzingen voor een substantieel effect) en vloerisolatie (aanwijzingen voor een beperkt effect), zijn niet op grote schaal toepasbaar. Zo zijn er nog maar weinig corporatiewoningen met enkel glas en is het waarschijnlijk slechts bij een beperkt aantal woningen mogelijk om eenvoudig spouwmuurisolatie aan te brengen.`
Naar aanleiding van deze conclusies gaf de Rekenkamer de volgende aanbevelingen:
`Heroverweeg het nut van het inzetten op het energiezuinig maken van woningen bij het beleid gericht op energiebesparing en CO2 reductie. We komen tot deze aanbeveling omdat de gemeente op dit moment niet over instrumenten beschikt om op eenvoudige wijze grootschalig en doelmatig het energieverbruik in de Amsterdamse woningvoorraad te doen dalen.
`Besteed meer aandacht aan het voorlichten van bewoners over de juiste bedieningswijze van in hun woning aanwezige installaties voor verwarming en ventilatie.`
Reactie college Amsterdam
Het college van de gemeente Amsterdam liet weten dat het, ondanks de aanbevelingen van de Rekenkamer, het energiezuiniger maken van de woningvoorraad wil handhaven als onderdeel van het Amsterdamse klimaatbeleid.
Daarnaast liet het college weten dat het gaat onderzoeken op welke wijze de voorlichting aan bewoners kan worden versterkt.