Vanuit de bouwbiologie zijn er 25 richtlijnen opgesteld als uitgangspunt voor een gezonde, natuurlijke, duurzame en mooie leefomgeving. Deze richtlijnen zijn verdeeld in vijf hoofdthema’s: binnenklimaat, bouwmaterialen en inrichting, ontwerp en architectuur, milieu/energie/water, en eco-sociale leefomgeving. Bouwbioloog Nathalie Groot Kormelink licht dit keer het hoofdthema ‘Milieu, energie en water’ toe.
Hoofdthema 4 is onderverdeeld in vijf aandachtspunten. Dat zijn:
- Energieverbruik verminderen en duurzame energiebronnen gebruiken.
- Tijdens het bouwen en renoveren negatieve gevolgen voor het milieu vermijden.
- Geen roofbouw op de natuur plegen. Flora en fauna beschermen.
- Gebruikmaken van regionale bouwbedrijven. Materialen gebruiken met zo min mogelijk milieubelasting.
- Zorgen voor optimale drinkwaterkwaliteit.
1 Energieverbruik verminderen en duurzame energiebronnen gebruiken
‘Dat is een inkopper’, zegt bouwbioloog Nathalie Groot Kormelink van architectenbureau Sparc in Enschede. ‘Alles begint met het principe van de trias energetica: de vraag verminderen. Daarop volgt dat de energie die nog nodig is dan afkomstig is van duurzame energiebronnen. Is dat niet voldoende, dan kun je ze aanvullen met fossiele energie, maar dan wel zo efficiënt en zo schoon mogelijk. Duurzame energiebronnen zijn zonnepanelen, zonneboilers etc., aardwarmte etc.
‘Veel hangt af van gedrag en bewustwording. Zo heeft een Zwitserse professor een onderzoek naar energieverbruik in een appartementencomplex met een aantal identieke woningen gedaan. De gasmeters werden verplaatst van de individuele woningen naar het trappenhuis, waar iedereen ze kon zien. Mensen praatten erover, vergeleken, gaven elkaar tips, namen deel aan informatiebijeenkomsten. Voor de test waren de verschillen in gasverbruik tussen de bewoners onderling enorm, soms echt 2:1. Door de bewustwording en inzicht in het gebruik verminderden sommigen het energieverbruik met 50%. Gemiddeld nam het energieverbruik met 30% af. Nog een eyeopener: je ventilatiegedrag kan een grotere impact op je energieverbruik hebben dan thermische isolatie of het gebruik van zonne-energie. Gedrag, dus.’
2 Tijdens het bouwen en renoveren negatieve gevolgen voor het milieu vermijden
‘Ook een open deur’, vindt Groot Kormelink. ‘Toch produceert met name de reguliere bouw nog steeds veel afval, en vaak zwerft er ook allerlei rommel rondom een bouwlocatie. Ook hier is bewustzijn een belangrijke pijler. Naast afval produceert de bouw veel CO₂, heel veel zelfs. Een schrikbarend cijfer uit een VN-rapport dat in 2020 gepubliceerd werd: gebouwen en de bouw zijn samen goed voor maar liefst 38% van de totale wereldwijde energie-gerelateerde CO₂-uitstoot. Van alle CO2-uitstoot in Nederland, is bijvoorbeeld 11% afkomstig van de zogenaamde ‘materiaalgebonden emissies’ van bouwmaterialen. Dat zijn de CO2-emissies die optreden bij het winnen en produceren van bouwmaterialen. Op de bouw zelf zijn de machines die werken op diesel zoals vrachtwagens, generatoren etc. de belangrijke uitstoters van CO₂. Door over te stappen op elektrische machines en elektrisch vervoer – en dat gebeurt steeds meer – zal dat fors afnemen.’
3 Geen roofbouw op natuur. Flora en fauna beschermen
‘De bouwsector ziet grond vooral als een plek waar je kunt bouwen’, zegt Groot Kormelink met een lach. ‘Juist daarom is het goed om na te gaan: wat is er nodig? Ook hier gaat het principe van de trias op: een kleiner huis of een compactere wijk betekent letterlijk een kleinere plek en dus minder impact op de grond/natuur. Er is minder bouwmateriaal nodig, minder energie nodig om te verwarmen, minder energie nodig om te koelen, minder water om te bouwen, etc. Door kleiner te bouwen, bescherm je dus direct en indirect flora en fauna. Voor de verplichting dat bij nieuwbouw en grootschalige renovatie neststenen voor beschermde diersoorten als vogels en vleermuizen worden voorzien is zowel maatschappelijk als binnen de bouwsector veel draagvlak. Het zou mooi zijn als dat doorgaat. Het kiezen van minder schadelijke en toxische producten helpt uiteraard ook om de flora en fauna te beschermen.’
4 Gebruikmaken van regionale bouwbedrijven. Materialen gebruiken met zo min mogelijk milieubelasting
‘Door zoveel mogelijk met regionale bouwbedrijven te werken, verkleinen we het aantal transportbewegingen en dus CO2-uitstoot’, stelt Groot Kormelink. ‘Al die busjes die dagelijks van kris-kras door het land rijden, al die kilometers op de snelweg om ergens ver weg een klus te doen; als we dat toch eens beter konden organiseren.
‘Regionaal samenwerken heeft ook een sociale component. Verbinding tussen de plek en degene die eraan werkt is belangrijk. Ik merk dat zeker hier in Twente. Mensen vinden het fijn als je een woordje plat praat, dat geeft vertrouwen, gevoel van betrokkenheid.’
Het gebruik van biobased materialen is een belangrijke oplossing om de milieubelasting van bouwen te beperken. Biobased materialen zijn natuurlijk, goed te recyclen, en ze groeien ook weer terug. Biobased materialen slaan CO2 uit de lucht op: tijdens hun groei nemen ze CO2 uit de atmosfeer op via fotosynthese, zo vormen biobased materialen een soort ‘koolstofopslag’. Bouwen met biobased materialen, en deze materialen blijven hergebruiken, betekent dus CO2 uit de lucht opslaan.
‘Als we meer biobased in plaats van traditioneel bouwen, wordt meer CO2 uit de lucht afgevangen’, zegt Groot Kormelink en legt uit: ‘Als je 1 miljoen woningen bouwt op de traditionele manier dan kost dat netto zo’n 30 à 40 megaton aan CO₂. Bouw je datzelfde aantal woningen in hout, dan sla je ongeveer netto 100 megaton aan CO₂ op. Om dat uit te rekenen en inzichtelijk te maken ontwikkelde een aantal partijen een handige tool. En ja: er is genoeg hout om een miljoen huizen in hout te bouwen. Elke seconde groeit er in Europa genoeg hout voor één houtskeletbouwwoning. Een ander feit: de primaire energie die nodig is voor het maken, recyclen en afvoeren van 1 m² buitenmuur bij houtskeletbouw is 3 kuub gas, en bij gewapend beton, in de gelijke dikte, is dat 20 kuub gas. Ook een flink verschil dus.’
5 Voor optimale drinkwaterkwaliteit zorgen
‘We hebben in Nederland heel goed water’, zegt Groot Kormelink. ‘Volgens de bouwbiologie is het belangrijk om ervoor te zorgen dat het drinkwater in je gebouw of woning van zo hoog mogelijke kwaliteit is/blijft. De markt van de waterontharders groeit, maar er heerst verdeeldheid over. Het is de vraag of het echt nodig is. Van nature bevat het drinkwater in sommige streken meer calcium (kalk) en magnesium dan in andere gebieden, maar het drinkwaterbedrijf zorgt voor de ontharding ervan. Op veel plaatsen is het van nature al zacht(er) en is ontharden niet nodig. Daar waar het water wel hard is, wordt het water tijdens de zuivering onthard in een onthardingsinstallatie. In Nederland schommelt het de hardheid zo tussen de 5,6 en 12,5 dH, met een gemiddelde van 8dH. Tussen 4 en 8 wordt water zacht genoemd, tussen 8 en 12 noemen we het gemiddeld. Besluit je dan toch om een waterontharder te installeren, zet ‘m dan niet voor de hoofdkraan. Het is beter om het water in je keuken – dat je als koffie/thee drinkt, en waar je mee kookt – ongefilterd te gebruiken. Het cruciale onderdeel van een waterontharder is het filter, en daar gaat het vaak mis. Wordt een filter niet op tijd vervangen, dan is er een aangetoond verhoogd risico op bacteriologische verontreiniging. Van water met een slechte microbiologische kwaliteit kun je flink ziek worden. De ontharder voor de badkamerkraan is wel oké, maar nogmaals: meestal niet echt nodig.’