Hoe gaat u om met de regels en welke waarde kiest u als installateur?
De VIAG 2013 en VWI 7:
Het is de VWI 7 die is opgenomen in de VIAG 2013. De VWI 7 hanteert een drukverlies in een bestaande standaard gasinstallatie (G4 t/m G25) van 3 mbar in 3 minuten (gemeten met de verbruiksdruk). Een drukverlies van 1mbar in de binnenleiding. Meten met lucht is de tijd 4,5 minuut t/m G6. Vanaf G10 is het respectievelijk 10 en 15 minuten.
De landelijke norm is het volgende:
De eis voor gasdichtheid van een nieuw aangelegde gasleiding (NEN 1078: 2004) is, dat bij een drukdalingsproef, uitgevoerd bij een druk van 100 mbar + de nominale werkdruk, er in 3 minuten geen zichtbare drukdaling mag optreden. Voor bestaande gasinstallaties (NEN 8078:2004) geldt als eis dat het lek niet groter mag zijn dan 5 l/h bij normale werkdruk. Het gaat hierbij om de leiding vanaf de gasmeter tot aan de eerste beveiligingsafsluiter in elk gastoestel. Dit is de absolute ondergrens. Bij een groter lek dan 5 l/h is de gemeente bevoegd de eigenaar dwingend reparatie op te leggen. Bij controles op gasdichtheid van bestaande gasleidingen moet het niet zover komen, zodat de praktische afkeurgrens wordt gesteld op 1 l/h. Deze afkeurgrens komt overeen met de eisen gesteld in GAVO 1987 en de toelichting zoals opgenomen in NPR 3378-1. Bij een drukdaling kleiner dan 1 mbar per 3 minuten is de lekkage kleiner dan 1 l/h (te meten bij normale werkdruk). De voorwaarde is dat de inhoud van de gasleidingsinstallatie kleiner is dan 50 liter.