Waarom werkt Knauf mee aan dit onderzoek?
“Knauf is al sinds de jaren `60 betrokken bij de stukadoorsmarkt en ook wij zien natuurlijk dat het een fysiek zwaar beroep is. Veel stukadoors hebben al op jonge leeftijd schouder- en rugklachten. We denken daarom graag mee over hoe we het werk lichter kunnen maken. In het verleden hebben we al stappen gezet door onze producten lichter te maken, later hebben we geïnvesteerd in gipsspuitmachines zoals de Ritmo en nu dus in onderzoek naar een exoskelet. In een eerdere fase hebben we ook blokkenstellers en plafond- en wandmonteurs betrokken bij het onderzoek en nu dus de stukadoors. Overigens niet alleen uit maatschappelijke betrokkenheid en om de duurzame inzetbaarheid van stukadoors te verhogen, maar ook omdat we een direct belang hebben. De instroom van jonge stukadoors is al jarenlang lager dan de uitstroom en tegelijkertijd zien we de vraag ieder jaar groeien. Je zou dus kunnen zeggen dat de productiviteit per stukadoor ieder jaar toeneemt. Dat kan alleen met goede hulpmiddelen.”
Wat zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek?
“De metingen die TNO in december bij twaalf stukadoors heeft gedaan wijzen uit dat de spieren die bijdragen aan het heffen van de arm het meeste baat hebben bij de ondersteuning door het exoskelet. Voornamelijk de schouder- en bovenarmspieren Trapezius, Deltoideus Medialis en Deltoideus Anterior vertoonden verminderde spieractivatie. De hoogste spieractiviteit werd zonder exoskelet gemeten tijdens het messen van het plafond. Bij het messen met ondersteuning van een exoskelet nam de spieractiviteit bij de onderzochte schouder- en armspieren af, met respectievelijk 30%, 38% en 30%. Ook tijdens de overige activiteiten werden reducties in spieractiviteit aangetoond.”
Het werk wordt dus daadwerkelijk lichter.
“Dat klopt. En dat geven de deelnemende stukadoors zelf ook aan. Voor alle taken, behalve het aanbrengen van gips op de muur, vonden ze de ervaren belasting lager wanneer het exoskelet gedragen werd. Sterke afnames in de ervaren belasting werden voornamelijk bij het werken aan het plafond gevonden: tijdens het messen van het plafond ging de ervaren belasting van `een beetje zwaar` tot `zwaar` zonder exoskelet naar `erg licht` bij het dragen van een exoskelet.”
Zijn er ook nadelen aan het dragen van een exoskelet?
“Ja, het is best een onhandig ding om aan te trekken, zeker als je in je eentje bent. En het kan nogal warm zijn om het te dragen en in sommige gevallen beperkt het de bewegingsvrijheid. Het exoskelet moet ook nog specifiek voor de stukadoor doorontwikkeld worden. Maar nu al gaven tien van de elf stukadoors aan dat de voordelen sterker wogen dan de nadelen en de elfde vond de voordelen even sterk wegen als de nadelen.”
Op social media werd in december door veel stukadoors nogal smalend gedaan over de test. Het past blijkbaar niet zo goed bij hun stoere imago.
“Dat is inderdaad een aandachtspunt bij hoe we dit in de markt moeten zetten. We zullen hele goede rolmodellen moeten vinden die kunnen uitleggen dat je heus geen mietje bent als je een exoskelet gebruikt bij zwaar werk. Want uiteindelijk wil je dat stukadoors hem zo jong mogelijk gaan dragen. Maar zo ver zijn we nog niet. Verder onderzoek en meer testen in de markt zullen moeten uitwijzen bij welke handelingen optimale ondersteuning kan worden geboden en hoe het exoskelet toegepast kan worden in de dagelijkse praktijk. Hoe gedraagt zo`n hulpmiddel zich als het vies wordt bijvoorbeeld? En hoe kunnen we het makkelijker maken om hem aan te trekken?”
Dit was een Nederlands onderzoek. Is er in de andere landen waar Knauf actief is ook interesse?
“Ja, in Duitsland en België volgen ze ons met belangstelling. En je ziet ook wel belangstelling vanuit andere beroepen. In de automotive is het gebruik bijvoorbeeld al heel normaal.”
Er zijn meerdere fabrikanten van exoskeletten. Er is er maar één getest. Waarom is dat?
“We zijn inderdaad door meerdere leveranciers benaderd. TNO heeft uiteindelijk voor dit model gekozen. Maar ik acht het aannemelijk dat de andere merken net zo goed werken. Ik denk ook dat de markt zich zal blijven ontwikkelen. Maar in je onderzoek wil je niet teveel variabelen. Dat maakt het lastiger om eenduidige conclusies te trekken.”