In het Bouwbesluit staan allerlei eisen omtrent het plaatsen van binnenwanden. Een belangrijk deel daarvan gaat over de aansluitdetails op de overige bouwdelen, en over de toegestane openingen. Het Bouwbesluit beschouwt een binnenwand als een inwendige scheidingsconstructie waarvoor bepaalde prestatie-eisen gelden. Als er in de binnenwand een deur, raam, kanaal, doorvoering of andere uitsparing zit, mag dat de te leveren prestaties van de wand niet negatief beïnvloeden.
Juiste maatvoering
Veel binnenwanden zijn prefab-wanden. Ze worden in series gemaakt in een fabriek. De werkwijze op de bouw is dat een binnenwand in de afbouwfase ter plaatse alleen nog maar hoeft te worden gemonteerd. Het is heel belangrijk dat die binnenwanden qua maatvoering zo goed mogelijk kloppen. Op locatie is er geen tijd maar ook geen ruimte en gelegenheid om iets aan te passen als het niet klopt. Gelukkig is er wel wat speelruimte, bijvoorbeeld als het om deuren in binnenwanden gaat. In het kader van de brandveiligheid mag er onder de deur een spleet zitten voor de luchtcirculatie. Op die manier wordt er verse lucht naar verblijfsruimten en naar toilet- en badruimten verplaatst en wordt omgekeerd lucht vanuit de verblijfsruimten afgevoerd. De grootte van die spleten is vastgesteld op maximaal 0,018 m2 en ze mogen niet hoger dan vijf centimeter boven de vloer zitten. Voor een binnenwand tussen twee brandcompartimenten geldt dat daarin maar één beweegbaar deel mag zitten, en wel in de vorm van een zelfsluitende deur.
Verankeren
Natuurlijk is het belangrijk dat binnenwanden goed op de vloeren en plafonds aansluiten. Ze moeten daarbij bestand zijn tegen het mogelijk uitzetten of krimpen van materialen. Skelet- en systeemwanden zijn zogeheten buigslappe wanden. Dit type binnenwand moet bovenaan worden verankerd met de verdiepingsvloer, het dak of aan een hulpconstructie. Die verbinding is niet te zien, want wordt weggewerkt tussen het plafond en de vloer van de bovenliggende verdieping. Soms lopen skeletwanden door tot boven het plafond aan de verdiepingsvloer of het dak, maar als er te veel leidingen of kanalen boven het plafond lopen is dat niet mogelijk. Bij blokkenwanden en massieve elementenwanden is het nodig om voor een dichte, maar wel flexibele aansluiting te zorgen.
Geluid
Binnenwanden moeten afhankelijk van de omgeving en functie tot op zekere hoogte geluidsdicht zijn. Geluid kan op allerlei manieren van de ene ruimte naar de andere overgaan. Bijvoorbeeld via een wandcontactdoos, lichtschakelaar, of andere ingebouwde voorziening in de wand. Hoe nauwkeuriger zo`n voorziening in de binnenwand is geplaatst, hoe minder geluid het zal doorlaten. Bij een binnenwand die bestaat uit meerdere elementen is het belangrijk om de voegen tussen de delen luchtdicht af te werken. Dat geldt ook voor eventuele krimpnaden aan één of meerdere zijden van de binnenwand. Door de aansluitingen met de wanden, plafond en vloer zorgvuldig af te dichten met bijvoorbeeld een comprimeerbare strip en vervolgens af te kitten, kunnen mogelijke geluidslekken voorkomen worden. Een verlaagd plafond kan ook een geluidsbron zijn. Dat kan worden opgelost door op die plaats de wand tussen plafond en verdiepingsvloer door te trekken.
Voor de bewoner van een pand of een werknemer in een kantooromgeving zijn binnenwanden een vanzelfsprekendheid. Maar degenen die ze ontwerpen, produceren, plaatsen en afwerken, weten dat er heel wat bij komt kijken voordat een binnenwand perfect staat.