Uit onderzoek van adviesbureau Buro 38 blijkt dat enkele verplichtingen voor installateurs een te grote drempel vormen om de bodemwarmtepomp in het aanbod op te nemen. Het gaat dan vooral om de verplichte erkenningsregeling, de interferentietoets (het berekenen van mogelijk nadelige invloed op andere bodemenergiesystemen) en de opgave van het te verwachten energierendement, de zogeheten Seasonal Performance Factor (SPF). Hierdoor kiezen veel installateurs ervoor om alleen luchtwaterwarmtepompen te verkopen.
Lede ogen
Maar nogal wat critici zien dat met lede ogen aan. De lucht/waterwarmtepomp is, zo stellen zij, wat betreft rendement sterk overgewaardeerd in de EPC-berekening. Met name bij lagere buitentemperaturen scoort de lucht/water-warmtepomp ondermaats. Het positieve beeld van de lucht/waterwarmtepomp wordt in de hand gewerkt, doordat het gebruikelijk is voor lucht/water-wamtepompen de COP op te geven bij een buitentemperatuur van 7°C (A7/W35). Dat geeft prachtige waarden te zien. Maar de COP daalt fors als de temperatuur in de buurt van het vriespunt of lager komt door het grotere temperatuurverschil tussen de bron (buitenlucht) en cv-water. En daarnaast wordt de COP ook nog eens nadelig beïnvloed door de noodzakelijke ontdooicycli van de verdamper. Dat kost ook energie.
Bodemgebonden systemen doen het energetisch stukken beter en het potentieel van bodemenergie is enorm. Bodemenergie kan de helft dekken van de warmtevraag. ‘Het is een van de grootste duurzame bronnen voor de toekomst en daarmee een goed alternatief voor gebouwen om van het aardgas af te gaan,’ schrijft Van Veldhoven. ‘Ook is het energetisch rendement van een bodemenergiesysteem hoger dan bij andere omgevingswarmtetechnieken doordat overschotten op seizoenbasis worden opgeslagen en hergebruikt.’
SPF-berekening bijvoegen
Een van de drempels waarmee de installateur te maken heeft betreft de SPF-berekening die zij moeten bijvoegen. Bedrijven die op grote schaal kleine gesloten bodemenergiesystemen beheren, hebben bij het ministerie aangegeven aan dat zij deze systemen continu monitoren om het goed presteren door deze systemen te waarborgen. De SPF is daarbij voor hen niet relevant. Zij sturen aan de hand van energiehoeveelheden en op basis van draaitijden en temperatuurverschillen over de warmtepomp. De eis om een SPF-berekening bij de melding te voegen, leidt tot extra inspanning en afstemming in de voorbereidingsfase. Van Veldhoven wil in overleg met de warmtepompbranche bezien of gegevensregistratie door warmtepompen een alternatief kan zijn. Ook zal onderzocht worden of bij de vergunningaanvraag bij open systemen het melden van de SPF door de ontwerper in plaats van door de installateur een werkbaar alternatief is.